Eulalie (31) woont samen met haar vriend Bram en zoontje Lou in Lommel, België. Lou is een ongelooflijk dapper mannetje dat een zeer zware start heeft gehad. Eulalie vertelt haar traumatische bevallingsverhaal en lange periode daarna.

Mijn bevallingsverhaal is er eentje dat ik tot nu toe enkel voor mezelf heb durven neerpennen, maar doordat de eerste verjaardag van onze jongen zoveel herinneringen terug naar boven bracht, voelde ik de nood om hiermee naar buiten te komen. Dit vooral omdat ik hoop om hiermee andere mama’s en papa’s die iets gelijkaardigs hebben meegemaakt of nog steeds meemaken, een hart onder de riem te steken.
Na maanden van proberen, teleurstelling en slecht nieuws omtrent vruchtbaarheid, ontdekte ik op 6 januari van vorig jaar dat ik zwanger was. Ik en mijn vriend waren door het dolle heen, in september zouden we mama en papa worden! Ondanks de alom gekende zwangerschapskwaaltjes had ik een droomzwangerschap en daar was ik enorm dankbaar voor.
Al snel kenden we het geslacht van ons kindje, onze jongen deed het super in de buik. Jammer genoeg duurde de zwangerschap niet heel lang.
Op zaterdag 9 juni werd ik ’s morgens wakker door een heel raar gevoel in mijn buik. Onze mini was enorm beweeglijk en mijn buik stond plots scheef. Niks aan de hand dacht ik, ons mannetje is zich aan het draaien. Dit zou perfect normaal kunnen zijn bij 26 weken zwangerschap.
Maar nog voor ik mij met die gedachte kon geruststellen, werd ik overvallen door een branderig gevoel in mijn buik. Pijnscheuten kwamen en gingen plots door mijn onderbuik- en rug. Was ook dit een normaal gevoel? Ben ik me niet een beetje aan het aanstellen? Het waren drukke weken op het werk geweest, misschien heb ik mezelf gewoon een beetje te hard gepusht?
Ik twijfelde, dus ik stuurde een bericht naar mijn beste vriendin. Ze wist me te overtuigen om toch maar even naar het ziekenhuis te bellen. Daar raadden ze mij meteen aan om toch maar even langs te komen, just in case.
Onderweg naar het ziekenhuis werd de pijn ineens erger en stak ze vaker de kop op.
Mijn vriend, die die dag overigens geen seconde van mijn zijde geweken is, was zonder ik het wist de minuten tussen elke uiting van pijn aan het tellen. Achteraf hoorde ik dat er toen al minder dan 2 minuten tussen elke pijnscheut zaten.
Aangekomen in het ziekenhuis, waar we met knikkende knieën en een blik vol angst naar een verloskamer werden gebracht (een verloskamer, euhm, wat?!), werd ik aan de monitor gehangen.
Het werd meteen duidelijk, ik had weeën, en ze kwamen héél snel na elkaar.
Nog voor ik echt begon te panikeren begon mijn instinct het compleet van mij over te nemen: ik blies elke wee van me af, probeerde in een soort van ‘bubbel’ te kruipen en, jawel, ik bleef wonder boven wonder extreem kalm. Hoe dit precies mogelijk was in deze penibele situatie begrijp ik achteraf bekeken nog altijd niet. Mijn lichaam deed dit gewoon voor mij en ik volgde blindelings.
Na het urenlange wachten op de gynaecoloog; want oh ja, het was weekend; werd ik naar een andere afdeling gebracht voor een echo en verder onderzoek. In tussentijd werden de weeën alleen maar heviger en pijnlijker, ik werd misselijk en verloor even de controle over mijn lichaam.
Ik had enkele centimeters ontsluiting, verkorte cervix: de weeënremmers deden totaal niks af, ik ging bevallen.
“Dit kan niet, dit mág niet! Hoe kan dit? Wat heb ik verkeerd gedaan? Alles ging zo goed! Ons kindje, ons klein lief baby’tje, jij daar in mijn buik, hij is niet klaar! Waar is mijn derde trimester? Gaat hij leven?”
Duizend vragen, nul antwoorden, alleen maar angst en tranen.
Het ziekenhuis waar we op dat moment waren beschikt niet over de kennis en kunde om een microprematuurtje op te vangen, laat staan erdoor te halen. We kregen de keuze: of ik werd afgevoerd naar het ziekenhuis van Leuven of naar dat van Genk. Dit zijn de enige twee ziekenhuizen in de buurt die beschikken over een NICU. We kozen voor Genk om de simpele reden dat dit ‘maar’ een uur rijden was vanuit Mol. Er werd een speciale ziekenwagen opgeroepen vanuit Genk, aangezien de kans op dat moment reëel was dat ik onderweg ging bevallen. Ik had intussen de ene perswee na de andere.
De rit in de ziekenwagen was er eentje om nooit meer te vergeten, al zou ik willen dat ik dat stuk gewoon permanent uit mijn geheugen kon wissen. Met spoed werd ik afgevoerd, vastgeketend op een draagbed. Ik hoorde de sirenes door het voertuig galmen terwijl ik de hand van mijn vriend stukkneep bij elke wee. Het was een helse rit.
Kermend en puffend werd ik in de lift gerold, en wat er toen gebeurde hou je gewoon niet voor mogelijk: de lift liep vast!
De volle twee minuten bleef de lift hangen, en voor het eerst zag ik paniek in de ogen van de zorgverleners. Op dat moment ben ik even gek geworden. De nog steeds kalme ‘ik’ maakte plots plaats voor een roepend exemplaar. “Dit meen je niet! Haal ons hier uit!”.
Nog voor ik mijn zin volledig af had schoot het onding gelukkig terug in actie, niks aan de hand, we kwamen aan bij de verloskamer.
Ik kwam terecht in een totaal andere sfeer als die van het vorige ziekenhuis. In deze gigantische, operatie-achtige ruimte stond een team van minstens 6 mensen mij op te wachten. Ik werd geprikt, onderzocht, er werden continu vragen gesteld.
“Middenin deze chaos, verzwakt door de pijn, was er maar één ding dat ik kon denken: In wat voor een nachtmerrie zijn wij terechtgekomen, ik, mijn vriend en ons ongeboren baby’tje. Ons kindje bleef het gelukkig goed doen, zijn hartslag bleef sterk”
De uren gleden voorbij en net wanneer ik dacht dat de pijn niet erger kon, kwam er weer een wee die mij van het tegendeel wist te overtuigen. Een ruggenprik was geen optie, dat zou willen zeggen dat de bevalling sneller zou gaan gebeuren dus dat wilde ik absoluut niet! Ik was intussen 10 uur arbeid aan het leveren, maar al moest ik dit nog dagen aan een stuk doen, elke minuut dat ik ons zoontje langer bij mij kon houden was er eentje gewonnen.
Stilaan begon dan toch mijn lichaam te bezwijken aan de pijn en toen brak er een stuk aan waarvan ik mij tot op vandaag maar weinig van herinner. Er is op dat moment een neonatoloog met ons komen spreken over wat er met ons kindje ging gebeuren meteen na de bevalling. Het enige wat ik mij hiervan herinner is dat die persoon een donkerblauwe plunje droeg en herhaaldelijk “Mevrouw, mevrouw?” bleef zeggen. Reageren kon ik niet meer. Vervolgens werd dan toch beslist om een ruggenprik te zetten. De bevalling nog langer proberen uit te stellen was geen optie meer. Enerzijds omdat ik compleet op was, anderzijds omdat het leven van ons kindje plots in het gedrang kwam.
De ruggenrpik deed zijn werk en de verpleging vertelde ons dat de weeën even rustiger geworden waren. Mijn vriend en ik bleven alleen achter in die akelige ruimte, voor het eerst in uren tijd waren we met z’n twee. Dit waren onze laatste momenten samen voordat we mama en papa zouden worden. Beiden werden we overmand door verdriet. Mijn vriend die de hele dag vol angst en onmacht had moeten toekijken, verloor het op dat moment ook even. Wat afschuwelijk moet dit voor hem geweest zijn, hij kon zo weinig doen naar zijn gevoel. Al deed hij veel meer dan hij ooit zal beseffen want zonder hem aan mijn zijde weet ik niet of ik de hele dag de controle had kunnen bewaren.
Hij vertelde mij wat de neonatoloog hem verteld had. Onze jongen zou meteen na de geboorte in een soort van plastic zakje worden opgevangen om zo zijn lichaamstemperatuur zo goed mogelijk te kunnen behouden. Er stond een couveuse klaar en de NICU was in gereedheid gebracht voor zijn komst. Ik kon dit allemaal niet vatten. Het veel te kleine baby’tje in mijn buik waar ik al 6 maanden lieve woordjes tegen fluisterde ging dadelijk mijn buik verlaten, hulpeloos, weg van mij, weg van zijn veilige plaatsje.
“We bleven elkaar moed inspreken. Ons kindje ging het halen, moést het halen. Want, het was er tenslotte eentje van ons. Hij moest dus wel een sterk mannetje zijn, een vechtertje. Hij komt erdoor, onze jongen gaat leven.”
Wat ik op dat moment niet wist was dat mijn vriend tijdens de 5 minuten dat hij op de gang onze naaste familie was gaan bellen, ook even ‘prematuur 26 weken overlevingskans’ heeft gegoogeld. 71% was het resultaat. Hier heeft hij zich aan opgetrokken.
De kamer stroomde vol met mensen: verpleging, artsen,… een volledig team. De hartslag van ons kindje ging plots heel snel achteruit. Hij moest nú komen! Tussen mijn knieën door zag ik enkel een grote “rugzak” of iets wat daar op leek met een groot kruis op, hierin zat waarschijnlijk een hoop medisch materiaal om in te grijpen indien nodig… Dit beeld staat voor altijd in mijn geheugen gegrift.
Plots ging alles heel snel, mijn vliezen werden gebroken en ik moest meteen beginnen persen. Na 2 keer persen kwam zijn hoofdje kijken, ik mocht snel even voelen aan zijn kleine kruin haartjes. Zo onwerkelijk. Bij de volgende wee, en zonder ik het eigenlijk goed en wel besefte, werd ons zoontje geboren. Geen huiltje, geen felicitaties, geen mini-mensje dat op mijn borst werd gelegd, niks. Doodse stilte. De neonatoloog en zijn team hadden hem meteen bij hun genomen op een onderzoekstafel die zich ergens voor mij bevond. Door de drukte kon ik niet eens een glimp van hem opvangen. En toen plots, gehuil, een schril, piepend huilgeluid. Ons kindje leeft!
Tranen van geluk, maar ook van angst en overweldiging.
Een verpleegster vroeg hoe hij heette. “Lou, ons zoontje heet Lou.”
Het team bracht onze jongen meteen weg naar de NICU voor verder onderzoek en om hem stabiel te krijgen. Mijn vriend ging met hen mee. Net voordat ze met ons zoontje de kamer wilden verlaten riep ik: “Mag ik hem alstublieft even zien!” De dokter stond bijna in de deuropening links van mij, hij opende één seconde het dekentje waarin ons kindje gewikkeld zat en toen zag ik hem voor het eerst. Hij was piepklein, donker roze, bijna paars. En dat was het, één kort moment. Ik barstte uit in tranen en bleef alleen met de verpleging achter om verdere zorgen te krijgen.
Mijn vriend kwam de verloskamer terug binnen met de eerste foto’s van onze Lou. Hij woog 1.130 kg en was 38cm groot. Een heel mooi gewichtje gezien zijn leeftijd. Ik werd ongeduldig en begon zelfs al terug rond te stappen in de kamer, de verdoving was uitgewerkt.
Eindelijk mocht ik plaatsnemen in een rolstoel en werden we samen naar de NICU gebracht. Ik was ongelofelijk zenuwachtig.
Recht voor mij, in de laatste ruimte van de NICU stond de couveuse van Lou. Mijn hart klopte in mijn keel. Ze hadden mij al gewaarschuwd voor het beeld dat ik te zien ging krijgen.

Daar lag hij, vol draadjes, een klein popje, met een bijna doorzichtige huid. Maar oh, wat was hij mooi… Hij had intussen een piepklein mutsje op dat vasthing aan een beademingsmaskertje, de CPAP.
Dit is niet de eerste kennismaking met je kindje waar je zo lang van droomt, dit was gewoon een heel slechte droom waaruit ik heel snel wilde ontwaken. Ik mocht hem aanraken, maar durfde niet goed. Schrik dat ik ergens een kabeltje zou raken of hem pijn zou doen. Ik legde mijn vinger op zijn mini-handje en fluisterde: “Alles komt goed Loutje, alles komt goed.”
Dit was het begin van een zeer lange, slopende periode van heel veel vallen en opstaan die voor ons de zomer van 2018 zou worden.
Ik mocht, zoals elke kersverse mama, verblijven op de kraamafdeling, op een kamer die volledig ingericht is met een bedje voor de baby, een badje, een zeteltje om bezoek te ontvangen. Alleen bleef ons bedje leeg, en moesten we elke keer een heel eind wandelen naar de NICU om naar ons kindje te gaan kijken. En dat deden we, met elke druppel afgekolfde melk wandelde ik door de gangen waar ik alleen maar pasgeboren baby’tje hoorde huilen en door de deuropeningen geknuffeld zag worden door hun mama en papa. Na de nacht van de bevalling heb ik nog 2 nachten in het ziekenhuis doorgebracht, daarna werd uit het ziekenhuis ontslagen.
Voor het eerst terug naar huis, met een lege buik en zonder kindje. Dit was één van de zwaarste momenten in heel onze ziekenhuisperiode, de eerste van nog vele nachten dat we Lou moesten achterlaten. Zo onnatuurlijk voelde het, en zo onrechtvaardig. Ik heb de hele rit naar huis gehuild, ik was gebroken.
De eerste weken waren heel cruciaal. De eerste dagen was hij geïntubeerd en ademde een machine voor hem. Toen zijn longen het af en toe begonnen over te nemen werd er beslist om het buisje in zijn neus te verwijderen en (terug) over te stappen op CPAP, het beademingsmasker. Dit heeft hij een paar weken met vallen en opstaan gehad. Hij was zo ontzettend boos om dat maskertje, het drukte constant op zijn fragiele gezichtje en toen al kwam zijn felle karaktertje naar boven. Hij probeerde het ding vaak van zijn gezicht te duwen. Doordat de CPAP constant met een bepaalde druk lucht en zuurstof in de longen blaast, komt er ook vaak lucht in de darmen terecht en dit zorgt voor veel krampjes en ongemakken. Daarom werd er na 3 weken beslist om over te stappen naar de opti-flow. Wat een verademing, letterlijk en figuurlijk!
De NICU is onderverdeeld in 3 ruimtes, de groene box, de rode box en de blauwe box. De eerste maand lag Lou in de groene box, de meest intensieve. Toen hij een maand oud was werd hij verhuisd naar een couveuse in de rode box. Iets minder intensief dus, hoera!
Er was de dag voordien beslist om medicatie op te starten om hem te helpen stilaan zelfstandig te ademen. Van de ene op de andere dag veranderde er plots heel wat! Onze jongen kon ademen zonder hulp! Nu was zijn gezichtje veel vrijer, enkel de sonde zat nog in zijn neus. De rest van zijn lijfje hing nog vol kabeltjes uiteraard. Ook mocht hij voor het eerst proberen om aan de borst te drinken. Dit stelde natuurlijk nog niet veel voor, en echt drinken was dit nog niet, meer kennismaken. Dit was zo een bijzonder moment omdat dit de eerst keer was dat ik hem ‘als een baby’ kon vasthouden in mijn armen. Hij heeft toen ook de kaap van 2 kilo bereikt, wat een enorme mijlpaal is voor een microprematuurtje.
Maar zoals ons in het begin van ons NICU-avontuur wel vaker verteld werd, moesten we leven volgens het principe van 2 stapjes vooruit, eentje terug. En zo was het ook écht. Van zodra er grote stappen in de goede richting gezet werden, begon je eigenlijk al meteen te vrezen voor de stap achteruit die hierop ging volgen. Een paar dagen na de overplaatsing naar de rode box begon Lou, die normaal vol leven zat en heel alert was, plots veel rustiger te worden. De verpleegsters waren ervan overtuigd dat dit kwam doordat de beademing eindelijk gestopt was, ik vertrouwde het niet. Alles in mijn lijf voelde dat er iets niet klopte. Op een dag vertrok ik zoals elke dag middenin de nacht naar huis. Maar deze specifieke avond viel het mij extra zwaar. Lou was niet zichzelf.
Naar goede gewoonte belde ik de volgende ochtend naar het ziekenhuis om te horen hoe de nacht verlopen was. Ik kreeg slecht nieuws. Lou was ziek, hij had een infectie opgelopen via zijn diepe katheter, écht geen goed nieuws dus. Ik maakte in paniek mijn vriend wakker die per toeval die dag niet moest werken. In volle angst en tranen scheurden we naar Genk. Daar aangekomen had ik maar één ding in mijn vizier, de couveuse van Lou. Twee dokters en zeker 3 verpleegsters stonden rond de couveuse en toen ben ik ingestort. Ze hebben mij opgevangen en uitgelegd dat het even niet zo goed ging. De katheter moest er zo snel mogelijk uit, hij moest terug zuurstof bijkrijgen omdat zijn ademhaling plots terug moeilijk ging. Ze konden ook niet voorspellen welke gevolgen dit ging hebben. Lou heeft die dag de héle dag afwisselend op mij of op mijn vriend gelegen, amper in zijn couveuse. We wilden er koste wat kost voor hem zijn. Deze dag staat in mijn geheugen gegrift als één van de vele breekpunten uit die akelige periode.
De dag erna was er gelukkig al heel wat verbetering, halleluja! Al had de infectie ervoor gezorgd dat we echt wel enkele stappen hebben moeten terugzetten.
Na 2 maanden Genk kwam het nieuws dat Lou overgeplaatst kon worden naar het ziekenhuis van Mol. Niet meer op intensieve, maar op de afdeling neonatologie. Dit was natuurlijk schitterend nieuws, eindelijk een ziekenhuis vlakbij huis en de laatste stap voor thuiskomst. Al was het ook een beetje dubbel. In Genk kenden ze Lou stilaan heel goed, hij had vaak zijn vaste verpleegsters die heel goed konden ingrijpen wanneer ze weer eens een huiltje of piepje herkenden. Dit gaf ook ons na een tijdje een geruster gevoel. In Mol kenden ze hem nog niet, en ook daar gingen we hem ’s nachts moeten achterlaten…
Aangekomen in Mol overviel ons een oase van rust. Lou was op dat moment het enige kindje op de afdeling. Wát een verschil! In Genk hoorden we de hele dag alarmen en er heerste vaak een enorme drukte. Spoedopnames gebeurden er dagelijks. Ik ben er ook van overtuigd dat dit voor Lou een enorm verschil moet geweest zijn. Als wij als volwassenen zelfs soms gek werden van de constante prikkels om ons heen, wat moet dit dan wel niet geweest zijn voor hem?!
De eerst nacht dat ik Lou moest achterlaten voelde plots terug als de eerst nacht in Genk aan. Eigenlijk kon ik toen al lang niet meer, ik zat al geruime tijd over mijn reserve. Maar, we hadden geen keuze. Doorbijten! Nog even! Lou begon flesjes steeds beter te drinken. Al kan je dit absoluut niet vergelijken met flesjes drinken bij een pasgeboren kindje. Als we er 10ml in kregen stonden wij al bijna te dansen van extase. En net wanneer we dachten dat dit buiten de NICU niet meer het geval zou zijn, liep onze jongen opnieuw een infectie op via de katheter. Onze wereld stortte weeral in, waarom nu toch? Het ging net zo goed!
Gelukkig deed de antibiotica ook nu weer snel zijn werk, enkele dagen nadien was hij volledig terug de oude. Aangezien hij steeds beter en beter zijn flesjes dronk, werd er nu beslist om de katheter definitief te verwijderen. Dit was een zeer grote stap! Voor het eerst prikte er niks meer in zijn lijfje en dit wilde ook zeggen dat we hem vanaf nu zelf uit zijn couveuse konden halen. Een nieuwe wereld ging plots open! Al snel volgenden er weer enkele grote mijlpalen. Het leek wel of we nu pas een echt baby’tje hadden waar we ook echt zelf meer voor konden doen. Het feit dat we hem zelf konden vasthouden, ronddragen, troosten wanneer wij voelden dat het nodig was, heeft heel veel met ons gedaan. Hij was toen 2.5 maand oud.
In het ziekenhuis zijn speciale koala-kamers ingericht, met speciaal apparatuur en de ruimte om een couveuse of warmtebedje te kunnen plaatsen. Je kindje kan vanuit deze kamer gemonitord worden van afstand. Verder sta je volledig zelf in voor de verzorging, voeding enzovoort van je baby. En, last but not least, je kan de nacht hier doorbrengen op de kamer samen met je kindje. We waren dan ook enorm blij om te horen dat we eindelijk met Lou in de koala-kamer mochten verblijven, als laatste tussenstop voordat hij naar huis mocht.
Voor de allereerste keer moesten we onze schat niet meer achterlaten in het ziekenhuis. Hij was toen bijna 3 maanden oud. Onbeschrijfelijk wat een opluchting dit was. De dagen en nachten in de koala-kamer waren zalig, en tegelijkertijd enorm zwaar. Lou kreeg nog altijd sondevoeding na elk flesje omdat hij ze nog niet zelfstandig kon leegdrinken. Tegen het einde toe was het een constant streven om elke milliliter er in te krijgen. Vlak na elke voeding moest ik dan nog kolven. Dus per voeding kan je gemakkelijk rekenen dat we minstens anderhalf uur bezig waren. Lou dronk zijn flesjes nog heel traag, hij had nog niet voldoende zuigkracht. Dit is ook de reden dat aan de borst drinken moeilijk bleef. Ons streefdoel was: 24 uur elk flesje leegdrinken en dan mocht de sonde eruit. En dat gebeurde ook! Nu was het gezichtje van ons kindje eindelijk volledig vrij van buisjes en draadjes!
We kregen het verlossende nieuws dat we over een paar dagen naar huis mochten. Maar natuurlijk ging ook dat niet van een leien dakje. Lou begon steeds meer en meer last te krijgen van melk die terug naar boven kwam en hij huilde ook enorm veel. Na onderzoek bleek dat hij een zware vorm van reflux had. Helaas sloeg de medicatie daarvoor niet meteen aan en het werd zelfs even erger. Zo erg zelfs dat zijn saturatie (zuurstofgehalte) regelmatig te fel zakte. Lou moest terug naar de afdeling neonatologie zodat ze hem beter in de gaten konden houden. Weer een stap terug… Onze energie was op. Opnieuw moesten we ons kindje ’s nachts achterlaten. En dit was ineens moeilijker dan ooit. We hadden hem eindelijk bij ons, en nu waren we precies terug bij af.
Lou zijn saturatie bleef stabiel en we mochten opnieuw met hem overnachten in de koala-kamer. Nu waren het écht de laatste dagen. Al durfden we hier al bijna niet meer te hard op te rekenen.
Maar jawel, plots kwam daar dan de verlossende datum. 28 augustus mocht hij naar huis. Aftellen!
Dinsdag 28 augustus 2018, ons ziekenhuisavontuur zat erop. 13 dagen voor zijn uitgerekende datum mocht Lou eindelijk in zijn eigen bedje gaan slapen. We mochten onze spullen bij elkaar zoeken en die middag naar huis vertrekken.

Ik herinner mij als de dag van vandaag hoe onwennig we met de kinderwagen door de gangen van het ziekenhuis wandelden. Naar buiten wandelen met hem, het leek wel een film, zo onwerkelijk. En ik bleef schrik hebben om wakker te worden in mijn bed om dan tot de conclusie te komen dat het allemaal maar een droom was. Maar het was echt, we waren thuis, we hadden het gehaald, alle drie. Voor het eerst in maanden aten we terug aan onze eettafel, want we kenden niks anders meer dan eten uit plastic bakjes, opgewarmd in de magnetron op de kraamafdeling.
En je zou nu kunnen denken, eind goed al goed. En zo is het voor een groot stuk natuurlijk ook. Lou was thuis, ook al hing hij nog maandenlang aan een thuismonitor en werden we regelmatig gewekt door alarmen die aankondigden dat hij stopte met ademen, hij was thuis. Maar langs de andere kant begon het nu ook allemaal echt. Je komt terug in je vertrouwde omgeving en zonder enige rustpauze of bezinningsmoment na maandenlang de hel gezien te hebben, wordt je in het ouderschap gesmeten. Net zoals elke mama en papa die hun kindje mee naar huis nemen, waren ook wij onwennig. Maar het besef dat als er iets zou foutlopen, er niemand in de buurt was om in te grijpen was enorm beangstigend. Plus, wij zaten eigenlijk al maandenlang door onze reserves heen: de vermoeidheid, emoties en verdriet van de afgelopen maanden hadden hun tol geëist.
De eerste maanden thuis waren heel zwaar voor Lou, hij huilde veel, sliep slecht, dronk nog steeds zijn flesjes met veel moeite en was vaak erg onrustig. We gaven hem alle tijd die hij nodig had. Maar het was hard, zo bikkelhard. Ook ik kreeg een enorme slag van de hamer. Voor het eerst in maanden begon alles echt door te dringen. Ik heb uren en uren meegehuild met Lou, omdat ik getraumatiseerd was door de afgelopen 3 maanden. Doordat Lou zo prematuur geboren was, had hij een enorm zwakke weerstand. Er werd ons verplicht om hem de hele winter binnen te houden. Het maandenlange isolement heeft achteraf bekeken ook zijn sporen nagelaten bij mij.
Sinds begin maart van dit jaar zijn we voor het eerst stilaan met hem naar buiten gekomen. Eerst een keer naar de supermarkt, een keer naar de familie, vrienden. Lou was toen al 9 maanden oud. En zoals voorspeld werd hij al snel ziek. Dit zou niet de eerste keer zijn…
Maar wat doet hij het vandaag schitterend! Onze Lou is nu een gezond, altijd lachend mannetje van 1 jaar (9 maanden gecorrigeerd). Hij ontwikkelt goed en buiten het feit dat zijn grove motoriek wat traag op gang komt en hij geen gemakkelijke eter is, mogen we écht niet klagen!
We zijn dan ook ongelofelijk fier op ons zoontje, het is bijna niet meer voor te stellen van hoe ver hij komt. Het is zo een bijzonder mannetje voor ons, we kunnen ons geen leven meer voorstellen zonder hem. En oh, wat zijn we daar dankbaar voor.

Met mij gaat het goed. Maar ook ik kom van ver. Ik heb diep gezeten en zelfs na een jaar voel ik nog heel regelmatig de gevolgen van deze moeilijke gebeurtenis. De wonde zal helen, maar de herinnering blijft voor altijd. En als er iets is wat ik nog wil meegeven dan is het dat wel. Het stopt niet na de bevalling en het stopt al helemaal niet na het ziekenhuisgebeuren. Prematuurtjes hebben vaak een zeer lange weg te gaan, en dat is oké. Het wordt écht gemakkelijker. Maar vergeet niet dat ook jij als ouder al een heel parcours bewandeld hebt, en dat nog een tijdje zal moeten doen. Dus geef ook jezelf de tijd die nodig is. Ik heb aan den lijve ondervonden hoe de buitenwereld, vaak met zeer goede bedoelingen, soms de meest misplaatste opmerkingen kan maken. In de periode dat hij in het ziekenhuis lag, de periode dat hij thuis was maar ook nu nog steeds. Ik kan daarom maar één goede raad meegeven aan andere ouders die zich in zo een moeilijke situatie bevinden: volg je hart, volg je moeder/vader-gevoel, en laat je niet te gek maken door de mensen rondom je. Vergelijken is écht niet nodig. En wat de toekomst ook mag brengen, je hebt een uniek exemplaartje op de wereld gezet, en je doet het schitterend! Sterke kindjes kiezen sterke ouders.
Lieve Eulalie, bedankt voor je heftige verhaal. Wat hebben jullie een verschrikkelijke periode mee moeten maken maar wat fijn dat het allemaal goed gekomen is. Meer van Eulalie en haar gezin zien? Neem dan een kijkje op haar Instagram.
